Hamstringblessures

Hamstringblessures komen veel voor bij explosieve sporten, zoals sprinten, voetbal en tennis en kunnen op verschillende wijzen ontstaan. Om de blessures te voorkomen, is een juiste looptechniek voor sporters erg belangrijk.

Anatomie en functie

De hamstring bestaat uit drie spieren gelegen aan de achterzijde van de dij: biceps femoris, semitendinosus en semimembranosus. Ze strekken de heup en buigen de knie.

De hamstring strain komt het meest voor tijdens maximale sprintcapaciteit en dan vooral bij de overgang van de excentrische arbeid (voorste zwaaifase waarbij de hamstring de beweging van de femur en tibia af, terwijl de spierlengte toeneemt) naar de concentrische arbeid (landings- en afzetfase) van de hamstring. Bij voorwaartse gewichtsverplaatsing van de romp komt de hamstring op spanning. De thoracolumbale fascie gaat hierbij het vooroverbuigen van de romp tegen. Om de stabiliteit te behouden lokale stabilisatoren het lichaam in juiste statiek. Zo ontstaat een balans tussen lokale stabilisatoren en globale mobilisatoren. Werken deze lokale stabilisatoren niet goed door atrofie of vermoeidheid dan compenseert de M. biceps femoris (deel van de hamstringspier) deze functie, waardoor hier makkelijk schade ontstaat.

Oorzaken

1 Een oud hamstringblessure is niet goed opgetraind.

Spierweefsel moet tijdens de revalidatie aan verschillende vormen van krachttraining worden blootgesteld. Een spier wordt zo in opbouw qua belasting steeds verder getraind en voorbereid op sporthervatting. De verschillende vormen van krachttraining die moeten worden doorlopen bij een sprinter zijn krachtuithoudingsvermogen, hypertrofietraining, sub maximaal kracht, snelkracht, explosief kracht en plyometrie. Als de hamstring alleen getraind wordt in de klassieke drie keer tien herhalingen, is de kans op recidief letsel beduidend groot.

2 Bekkenverwringing met compensatoire beperkingen in de lage ruggenwervels.

Hierbij is er een verdraaiing in het bekken en in de lage rug. Door een verminderde controle van de spieren die het “powerhouse” – met name rug en buikspieren- vormen, zakt het lichaam tijdens de landing als het ware wat weg. Dit geeft extra torsiekrachten op de hamstring, die daardoor overbelast kan raken. Tevens geeft deze bekenverwringing een torsiestand van het os pubis (scheenbeengewricht). Dit kan een uitstralende pijn of een verminderde werking geven van de adductor magnus, de grote liesspier. Deze is dan minder efficiënt te gebruiken tijdens de heupstrekking bij het rennen. Dit wordt gecompenseerd door de hamstring, aangezien de hamstring als belangrijkste functie heupstrekking heeft. Hierdoor ontstaat een verhoogde load op de hamstring met overbelasting tot gevolg. Het is belangrijk dat de gewrichten weer optimaal in beweging worden gebracht en dat de bekkenstabilisatoren worden getraind.

Een atleet die goed sprint zie je dan ook altijd recht op lopen met de borst naar voren. Wanneer men meer voorovergebogen loopt is de kans op een hamstringletsel dus groter.

Ook de belasting van de onderrug en tussenwervelschijven is bij voorovergebogen lopen groter. Loopt een tussenwervelschijf letsel op dan kan de beenzenuw beschadigd raken en reflectoir de hamstring beïnvloeden. Deze kan onder verhoogde spanning komen te staan en zo eerder letsel oplopen. Ook verkorting van de heuphefspier aan de voorzij (de iliopsoas spier) kan hamstringletsel geven.

Zo veroorzaakt een verkorte iliopsoas van het rechterbeen een iets naar voren gekanteld bekken tijdens de late swingfase ( het moment vlak voor dat het linkerbeen loskomt van de grond). Hierdoor ontstaat een extra verlengingsmoment van de hamstring van het linkerbeen met extra belasting, en uiteindelijk dus meer kans op een hamstringblessure. Een juiste looptechniek is voor sporters daarom erg belangrijk. Niet alleen om sneller te worden maar ook om blessures te voorkomen. Voorkomen is altijd beter dan genezen.

Revalidatie

Een eerdere hamstringblessure is de belangrijkste risicofactor voor een nieuwe blessure. Aan de revalidatie wordt de laatste jaren meer aandacht aan besteed. Nieuwe trends zijn merkbaar.

  1. Langere duur voor terugkeer sport.
  2. Minder agressieve behandeling in de acute fase, inclusief minder gebruik van ontstekingsremmers.
  3. Meer nadruk op stretching in de acute fase, minder nadruk op het herwinnen van kracht in deze fase.
  4. Langer doorgaan met de revalidatie om de (excentrische) kracht volledig te herwinnen en beter bestand te zijn tegen spiervermoeidheid.
  5. Zie de hamstrings als onderdeel van de bewegingsketen waarbij knie en heup en de lumbale wervel kolom een functionele bewegingsketen vormen.
  6. Symmetrisch trainen. Zowel de aangedane zijde als de niet aangedane zijde worden gelijk belast.
  7. Trainen met de goede verhouding van hamstring- en quadricepskracht.

John Geurts